
Nikolaï Karamzine. Lettres d’un voyageur russe. Introduction, traduction, notes et commentaires de Rodolphe Baudin. Paris, Institut d’études slaves / Editions L’Inventaire, 2022, 783 p. ISBN 978-2-35597-056-6.
De jonge Russische literator Nikolaj Karamzin (1766-1826) vertrok in 1789 op reis naar het Westen: hij bezocht Pruisen en Saksen, was langere tijd in Zwitserland, ging naar Parijs en maakte vanuit Frankrijk een overstapje naar Londen. Karamzins belangrijkste bijdrage aan de Russische literatuur is zijn Pis’ma russkogo poetesjestvennika (Brieven van een Russische reiziger), die hij in verschillende uitgaven op de markt bracht (1791-1792,1793 en 1797-1801). Als we ze met elkaar vergelijken, zien we dat de auteur zijn Brieven aanpaste aan zijn steeds veranderende opvattingen over sociale en politieke aangelegenheden. In zijn brieven gaf hij voor het eerst in de Russische literatuur betrouwbare en veelzijdige informatie over West-Europa en de westerse beschaving en dat in een consequent sentimentele stijl. Het succes was te danken aan de handige vervlechting van feitenmateriaal en persoonlijke gevoelens. Aan de ene kant een massa gegevens over het leven en de cultuur in West-Europa (wegen, herbergen, musea, historische gebouwen, theaters, cafés en literaire salons, geleerdenkringen, nieuwe literaire werken, sociale en politieke toestanden), aan de andere kant de persoonlijke ervaringen en emoties van de jonge reiziger.
Deze tweedeling hoeft niet per se te betekenen dat Karamzin een hybride reisverhaal brengt: het brengt niet alleen een encyclopedie van het toenmalige Westen, maar ook van de toenmalige sentimentalistische beweging. Hij brengt uitspraken van filosofen en literatoren die het sentimentalisme vertegenwoordigen, citaten uit en samenvattingen van literaire werken, talrijke lyrische uitweidingen en ingeschoven novellen. Karamzins reiziger (niet te verwarren met Karamzin zelf) treedt aanvankelijk op als de personificatie van de mythe van het Gouden Tijdperk, de held die gelooft in de vooruitgang en de Verlichtingsfilosofie, maar geleidelijk aan kritisch wordt onder invloed van de confrontatie met verval (ruïnes) en tragische situaties (de Franse Revolutie).
Uitvoerig beschrijft Karamzin de sociaal-economische en politieke toestand van de bezochte landen. Hij benijdt de Zwitsers omdat ze in een prachtige natuur leven, beschermd worden door weldoende wetten en in eenvoud van zeden één god dienen: ‘vrede en stilte heersen in het gelukkige Helvetië’. Enthousiast schrijft hij over Engeland: ‘Hier is alles anders: andere huizen, andere straten, andere mensen, ander voedsel, in één woord, het lijkt me dat ik naar een ander werelddeel ben gekomen’. In Engeland dringt zich als vanzelf de vergelijking met Parijs op. Karamzin is aangenaam getroffen door de grotere eenvoud en het algemeen welzijn van Londen. De Engelsen zijn een ‘verstandig en rijk volk’ en daarom ‘moeten zij wel van hun vaderland houden’.
Veel aandacht besteedt Karamzin aan de zeden en het nationaal karakter. De Duitsers zijn zwartgallig, de Zwitsers ernstig en gewichtig, de Fransen lichtzinnig, de Parijzenaars praatziek. De Engelsen zijn flegmatisch en koel, gaan gebukt onder spleen en hebben ‘meer verstand dan hart’. Bij het verlaten van Engeland wordt het positieve portret afgezwakt: ‘Het is heel aangenaam om Engeland te zien; de gewoonten van het volk, de resultaten van de Verlichting en van de kunsten zijn opmerkenswaardig en houden uw geest bezig. Maar hier wonen voor het genot van het samenleven is bloemen zoeken op een zandvlakte; daarover zijn alle buitenlanders het eens met wie ik in Londen heb kunnen kennismaken en daarover heb kunnen spreken. Ik zou nog een keer met plezier naar Engeland komen, maar ik verlaat het zonder spijt’.
Centraal in Karamzins brieven staat de beschrijving van Frankrijk waar de Russische reiziger getuige was van de revolutie (hij vertrok in mei 1789 en was terug in Moskou in de herfst van 1790). Het is belangrijk erop te wijzen dat de eerste editie van de brieven eindigde met de aankomst van de reiziger in Parijs. In de tweede uitgave werden enkele fragmenten over Parijs en Londen opgenomen; pas in de uitgave van 1797-1801 zijn de brieven over Frankrijk voltallig. In deze periode hadden in Frankrijk echter zulke ingrijpende veranderingen plaatsgevonden dat de mening van Karamzin over het land van de ‘philosophes’ wel fundamenteel veranderd moest zijn.
Nog voor zijn aankomst in Frankrijk was Karamzin al politiek en emotioneel voorbereid op wat hem hier te wachten stond door de verhalen van gevluchte aristocraten in de salons van Zwitserland (‘het razende volk’). Groot was de verwachting bij het binnenrijden van Parijs: ‘Daar is ze, dacht ik, daar is de stad die gedurende vele eeuwen het voorbeeld voor heel Europa was, de bron van smaak en mode, de stad waarvan de naam met eerbied uitgesproken wordt door geleerden en ongeletterden, filosofen en modegekken, kunstenaars en onwetenden, in Europa en Azië, in Amerika en Afrika, de stad wier naam ik bijna samen met mijn naam hoorde uitspreken; waarover ik zoveel gedroomd en gedacht had!... daar is ze!... Ik zie haar en ik zal erin vertoeven!... Ach, mijn vrienden, deze minuut was een van de aangenaamste van mijn reis! Geen enkele stad ben ik genaderd met zulke levendige gevoelens, met zulke nieuwsgierigheid, met zulk ongeduld!’ Overal merkt de reiziger dat Frankrijk in de greep van de revolutie is. In Lyon zoekt hij tevergeefs naar het graf van Amandus en Amanda (Laurence Sternes Tristram Shandy) en verzucht: ‘De Fransen tegenwoordig denken aan hun revolutie en niet aan de monumenten van liefde en tederheid!’ Wellicht zet Karamzin zich hier af tegen de wereld die hij bezoekt: zijn sentimentele ‘Bildungsreise’ lijkt door de Franse Revolutie op de helling gezet. Het volk is ‘de verschrikkelijkste despoot’ in ‘het tijdperk van de zogenaamde Franse vrijheid’. De bezoeker betrekt het vervalsmotief direct op de gebeurtenissen in Frankrijk: hij vreest dat met de revolutie een eind is gekomen aan een groot tijdperk, aan een grote cultuur die ten gevolge van die omwenteling zal verdwijnen (en in feite al verdwenen is). Op die grond veroordeelt Karamzin de revolutie, die hij een tragedie noemt. Hij vraagt zich af of de Fransen de Griekse en Romeinse geschiedenis wel kennen, want die leert immers: ‘Het volk is een scherp zwaard waarmee het gevaarlijk is te spelen en de revolutie is een open graf voor de deugd en voor de misdaad zelf’. Hij geeft ook lucht aan zijn antirevolutionair credo: ‘Elke burgerlijke maatschappij, in de loop van eeuwen tot stand gekomen, is een heiligdom voor goede burgers, en zelfs in de meest onvolmaakte moet men zich verwonderen over de prachtige harmonie, de goede inrichting, de orde,’ en: ‘Alle gewelddadige omwentelingen echter zijn noodlottig en elke opstandeling bereidt zich een schavot’.
Bij het verlaten van Parijs maakt de auteur als het ware de balans op. Hij heeft gezien dat de Fransman uiterst gevoelig kan zijn, hartstochtelijk verliefd op de waarheid, roem en grote daden, maar ook dat zijn vuur, passie en haat verschrikkelijke gevolgen kunnen hebben. Daarvan getuigt volgens hem de revolutie. Karamzin verlaat ontgoocheld Frankrijk, een land dat de gevoeligheid geruild heeft voor de revolutie.
Sinds de terugkeer van Karamzin naar Rusland in 1790 en de uitgave van zijn Brieven is heel wat te doen geweest over de houding die de auteur aannam tegenover de gebeurtenissen in Frankrijk. Van 1789, de inname van de Bastille, tot 1812, de inval van Napoleon in Rusland, was de Franse Revolutie de belangrijkste gebeurtenis in West-Europa die in Rusland op de voet gevolgd en hartstochtelijk bediscussieerd werd. Karamzin was een van de weinige Russen die het geluk hadden gehad getuige te zijn van deze revolutie (in haar beginstadium, lente-zomer 1790). Volgens sommigen was Karamzin een liberaal die sympathie voelde voor wat in Frankrijk plaatsvond, volgens anderen was hij van in het begin een uitgesproken vijand van gewelddadige pogingen om de maatschappij te veranderen. Hoe het ook zij, Karamzin heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een voorstander van de autocratie die hij in zijn Geschiedenis van de Russische staat zo eloquent heeft bezongen.
Brieven van een Russische reiziger is zonder enige twijfel de interessantste tekst van de Russische XVIIIe eeuw. Omdat een groot deel van de brieven over Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland betrekking heeft op Frankrijk, zal het niet verbazen dat uitgekeken werd naar een volledige en betrouwbare vertaling van deze voor de Russische literatuur belangrijke prozatekst.
De auteur van deze pas verschenen, uitvoerig toegelichte vertaling is als slavist gespecialiseerd in de Eeuw van de Verlichting en bedrijvig op de propagering van minder bekende literaire werken in Frankrijk. Zo is hij de auteur van een monografie over Karamzin (2011) en van een gedetailleerde studie over het verblijf van Karamzin in Straatsburg (Nikolaï Karamzine à Strasbourg, un écrivain-voyageur russe dans l’Alsace révolutionnaire, 2011).
In zijn uitvoerige inleiding beschrijft de auteur-vertaler het begin van Karamzins literaire carrière, die erop uit liep dat Karamzin ‘le chef de file des sentimentalistes russes’ (18) werd. Vervolgens heeft hij het over de traditie van reizen naar Europa, doorgaans door de elite als Grand Tour ondernomen naar Italië, maar ook naar Frankrijk en meer bepaald Parijs als het ‘Mecque des Russes au XVIIIe siècle’ (19). Met de tijd kwam daar Zwitserland bij, als ‘lieu du pittoresque, de l’innocence pastorale’ (20). Karamzin ondernam evenwel geen studiereis (Bildungsreise), hij wilde eigenlijk ter plaatse ‘deze Europese cultuur ontdekken waarvan hij al een degelijke boekenkennis had’ (20). De reis heeft van de jonge Karamzin een volwassen man gemaakt (‘entrée dans l’âge d’homme’, 22). Baudin zet ook uitvoerig uiteen dat de brieven niet geschreven zijn tijdens de reis zelf en daarna verzameld en uitgegeven, maar dat ze pas na de reis zijn ontstaan, wellicht steunend op notities tijdens de reis genomen (24). Hij benadrukt ook dat de Brieven in de eerste plaats een literair werk zijn, terwijl sommige onderzoekers er eerder een documentair werk in zien (24). Hij maakt ook strikt onderscheid tussen de verteller en de auteur (25). In een derde hoofdstukje heeft de vertaler het over de historische en culturele betekenis van de Brieven (27-32). Het was Karamzins bedoeling zijn lezer een uitvoerig verslag te brengen over de landen die hij in Europa doorkruist had, waarbij elk land iets specifieks krijgt : Duitsland is het land van schrijvers en geleerden, Zwitserland van de arcadische eenvoud, Frankrijk het land van de cultuur en de beschaving, Engeland van de commercie en de politiek. Wat Duitsland betreft, heeft hij voor Rusland de rol vervuld die Madame de Staël in Frankrijk met betrekking tot Duitsland heeft gespeeld – zijn landgenoten bekend maken met het waardevolle dat Duitsland te bieden heeft. Opmerkelijk is de openheid van de Russische reiziger voor de westerse cultuur, alle culturen interesseren hem, alle culturen zijn waardig. Dit laat hem toe ook de waardigheid van de Russische cultuur te poneren en te verdedigen (32).
In het laatste hoofdstukje gaat Baudin uitvoerig in op de receptie (in Rusland) en het Nachleben van deze ‘bijbel van het Russisch sentimentalisme’ (33). Karamzin oogstte niet alleen lof in eigen land, hij kreeg ook veel navolging, talloze epigonen probeerden zijn sentimentalistische taal en stijl te imiteren, maar ook parodieën. Karamzins reisverhaal liet dus niemand onverschillig. In het stukje over de vertalingen van de Brieven in het Frans stelt de auteur dat nog tijdens zijn leven de brieven vertaald werden in het Duits en Engels, maar vergeet dat ze ook in het Nederlands uitkwamen (weliswaar vertaald uit het Duits; in 2019 verscheen van mijn hand de eveneens volledige vertaling met uitvoerig commentaar bij uitgeverij Benerus, Antwerpen). Er verschenen Franse vertalingen in 1815, 1867 en 1885. De eerste twee waren onvolledig. De vertaling van 2022 maakt gedeeltelijk gebruik van de vertaling van 1885, maar zet lexicale, syntactische afwijkingen recht en maakt gebruik van een iets archaïscher, 18e-eeuws taalgebruik.
Dat Karamzin een nieuwe, volledige vertaling verdient, is evident. Het is niet alleen de belangrijkste tekst van de XVIIIe eeuw, maar het is ook de eerste liefdesverklaring van een Rus aan het Westen. In een tijd van hevige Russische xenofobie en haat jegens het Westen is dit een meer dan welkom document.
Dit indrukwekkende werkstuk bevat 937 noten, die de Brieven voor een hedendaagse lezer begrijpbaar en toegankelijk maken. Hierbij kon de auteur terugvallen op bestaande literatuur over Karamzin, maar hij heeft ook nog talrijke, niet door anderen gevonden personages kunnen identificeren. Voorbeeldig werk in een mooie uitgave.