Andrej Boerovski. Pjotr Pervyj. Prokljatyj imperator

Andrej Boerovski. Pjotr Pervyj. Prokljatyj imperator [Peter de Grote. De vervloekte keizer]. Moskou, uitg. Jaoeza / Eksmo, 2008, 350 p.

De discussies in de Russische geschiedschrijving rond de figuur van tsaar Peter I (de Grote, 1672-1725, regeerde van 1682 tot 1725) verstommen tot de dag van vandaag niet. Nog in 2017 publiceerde de bekende Petersburgse historicus Jevgeni Anisimov zijn boekje Pjotr Pervyj. Blago ili zlo dlja Rossii? [Peter de Grote. Een weldaad of een ramp voor Rusland?], waarin hij twee mensen met tegenovergestelde visies op Peter laat discussiëren over grote vragen als: had Rusland hervormingen nodig? kende het imperium grootheid of armoede, beleefde het een economische boom, was Peter autocratisch, was hij ‘de onderdaan van het Russische volk’ en tenslotte hoe zat het met de verhouding kerk en cultuur.

Ondanks verschillen en andere accenten zijn zo goed als alle historici het over eens dat de hervormingen van Peter een grandioos werk waren en dat Rusland zonder hem een soort Turkije zou zijn geworden dat stilaan zijn verval tegemoet ging. Op deze nogal positieve geschiedschrijving maakt een Rus – geen wetenschapper, maar journalist – een uitzondering. Hij is de auteur van talrijke populaire boeken over de geschiedenis van Rusland: De waarheid over het Rusland van voor Peter de Grote (2009) of De waarheid over het «gouden tijdperk» van Catherina II (2010). De krasse titels verraden al iets van de strekking: dit is geen brave, patriottische geschiedschrijving.

Boerovski begint met de biografie van Peter en de machtsstrijd met zijn halfzuster Sofja en beschrijft dan Peter vóór 1696. Peter had geen serieuze Europese opvoeding genoten, terwijl zijn broer Fjodor wel veelzijdig opgevoed werd, want die zou de troonopvolger worden. De jonge Peter toonde zo goed als geen belangstelling voor studie, de clan van de Narysjkins (waar hij een telg van was) liet helemaal niets blijken van een wil tot hervormingen, tot haar dood (in 1694) besliste Peters moeder alles. De Narysjkins waren van lage adel en hadden geen ideeën. Peter regeerde samen met zijn brave broer Ivan die alles ondertekende wat zijn moeder hem voorlegde.

Peters opvoeding wordt gekenmerkt door een totaal gebrek aan systematiek. Zijn opvoeder was Nikita Zotov, die er niet in slaagde Peter stil en lang op een bank te laten zitten. Peter amuseerde zich liever met zijn soldaatjes ; die bonden Zotov vast aan een paal, zodat Peter kon gaan spelen. Volgens de enen zou men er een fles foezel naast gezet hebben om hem te troosten, maar volgens anderen liet Zotov Peter vodka drinken om hem rustig te houden. Zotov leerde hem lezen, de psalmen en een stuk van het Evangelie, aan de hand van prentenboekjes ; talenkennis bracht hij bij op het niveau van zich uit de slag trekken (Duits, Nederlands, Frans). Hij onderwees alleen praktische vaardigheden (draaibank, scheepjes maken). Alles was fragmentarisch, zonder systeem of filosofie, een hoop wetenswaardigheden. Zo werd de latere Kunstkamera geen Museum voor Natuurlijke Geschiedenis, maar een kabinet van monstruositeiten.

Peter was behept met fobieën. Hij was gekant tegen de oude adel. De streltsen (boogschutters) hadden in 1682 voor nachtmerries gezorgd. Peter deelde de haat van de Narysjkins tegen de oude, aristocratische families. Hij was niet zo goed, verfijnd opgevoed als velen van die oude adel, bij wie hij zich niet thuis voelde. Daardoor kreeg hij een minderwaardigheidscomplex. Hij had een totaal gebrek aan tafelmanieren (rustig zitten, met mes en vork eten, beschaafd converseren), kortom hij had geen cultuur en hij heeft later nooit een poging ondernomen om dat gat te vullen.

Ten tweede leed hij aan een zenuwziekte: hij had een zenuwtik, stuiptrekkingen, misschien wel epilepsie. Velen verklaren die ziekte door het trauma van de muiterijen van 1682 en 1689, toen men hem in Preobrazjenskoje wilde vermoorden. Of door de zware hersenvliesontsteking van 1693-94. Dit zou geleid hebben tot paniek, alhoewel Peter niet bang was: hij reed altijd zonder lijfwachten, maar had wel een panische angst voor kakkerlakken en hoge plafonds. Hij hield fanatiek van sommige dingen en liet anderen die voorkeur mee ‘genieten’ (bv. azijn en olijfolie). Volgens Boerovski kon Peter ook al voor 1682 niet stil blijven zitten en kon hij zich niet concentreren, zelfs niet bij de lectuur van een boek over scheepvaart. Hij moest altijd mensen rond zich hebben, hij was altijd bezig.

Peter had een manie voor oekazes, hij zou er ca. 20.000 geschreven hebben, vaak gehaast, onderweg, in de koets, onleesbaar. Het doel ervan was het leven van de mensen tot in de kleinste details te reguleren, dikwijls onuitvoerbare en zelfs schadelijke voorschriften. De straf voor het niet uitvoeren was de knoet, verbanning, degradatie.

Hij kende een enorme vraatzucht en seksuele drang ; volgens Boerovski zou hij meer dan 100 bastaarden verwekt hebben. Heel waarschijnlijk had hij homoseksuele neigingen (o.a. met Mensjikov).

Peter zag de mensen als radertjes in een groot (staats-) mechanisme die je kunt opwinden als het nodig is. Hij hield geen rekening met individuele verlangens of capaciteiten. Edellieden moesten voor matroos leren of naar Holland gaan – geïnteresseerd of niet, zeeziek of niet.

Hij had een maniakale passie voor het leger: ook zijn ‘speellegertjes’ (potesjnye vojska) waren levensgevaarlijk en maakten vaak doden en gewonden. Hij organiseerde heiligschennende bacchanalen van het ‘Allerdwaaste, allerdronkenste en allerschetsende Concilie’: van de kerk trokken de optochten op sleden door de stad, de mensen werden gedwongen om te zuipen, er werden schunnigheden afgevuurd. Niemand begreep waartoe dit alles moest dienen. Er gingen dan ook geruchten door het land dat Peter geen echte Romanov zou zijn, maar de zoon van zijn moeder die een relatie zou hebben met haar bloedeigen broer…

Verdedigers van Peter stellen dat Peter een regulier leger heeft ingevoerd. Maar volgens Boerovski bestond dat al in 1679-81. Volgens hem is de enige echte hervorming van Peter de invoering van de (Franse) bajonet i.p.v. de vroegere speer…

De enige militaire overwinning van Peter zou de annexatie van het Balticum zijn. Maar hoe is die te verklaren? De Zweedse vestingen waren al half verlaten, Zweden was oorlogsmoe en de Rijksdag kende Karel XII te weinig middelen toe. De slag bij Poltava (1709) duurde… twee uur en was te danken aan de overweldigende numerieke meerderheid van de Russen. De Proet-veldtocht van kort erna (1711) werd een groot fiasco. Peter was heel slecht ingelicht over de Turkse toestanden. Met de soldaten werd heel slordig omgesprongen: ⅔ stierf van de honger en de kou.

Ook in de vloot was Peter voortvarend. Moskovië had een visserij- en handelsvloot. De Russische schepen hadden een kleinere tonnage en waren niet zo gemakkelijk manoeuvreerbaar als de Hollandse en Engelse – Peter beval heel de Baltische vloot af te breken en nieuwe schepen te bouwen. Dat gebeurde rap-rap, het hout droogde niet lang genoeg, de schepen waren varende kisten. Onder Catherina II moest de Russische vloot opnieuw uit de grond worden gestampt.

Heeft Peter de staat hervormd? De oude structuren bleven bestaan (de prikazen, de Bojarendoema), er kwamen colleges en ministeries bij, maar ze concurreerden met elkaar, maakten ruzie en dreven de bureaucratie op, waardoor corruptie schering en inslag werd. In 1721 verving hij het patriarchaat door de Heilige Synode, een staatsinstelling volledig gecontroleerd door de staat. Zo werd de priester verplicht het biechtgeheim te schenden of antiregeringsuitspraken van de parochianen te melden. Gevolg was dat de kerk voortaan geen autoriteit meer was voor het volk.

Het land bevond zich onder Peter in een soort uitzonderingstoestand: geregeerd door één almachtige man, overal militairen en verklikkers (fiskaly), de ene oekaze na de andere, die zo goed als niet uitgevoerd werden. Aan het hoofd van de politieke politie stond de hondstrouwe Romodanovski, die beestachtig wreed was. Van de ontevredenheid van de streltsen (boogschutters) – ze kregen te weinig eten of soldij – maakte hij een zaak, een ‘muiterij’. Zelfs bojaren moesten hen mee helpen executeren.

Peter richtte scholen op, bv. de Zeevaartschool, maar er waren geen leerlingen, mensen moesten gedwongen worden, er werden soldaten naast gezet (zodat de leerlingen niet konden ontsnappen), ze kregen slecht te eten. Hier en daar hadden de leraars niets te doen, want er waren geen studenten. Heel de 17e-eeuwse ervaring (de Slavisch-Grieks-Russische Academie en de Kiëvse Academie) werd van generlei waarde geacht. Geleerden moesten geïmporteerd worden.

De nieuwe kleding, geschoren baarden en vreemde talen, de nieuwe cultuur gold voor enkele procenten van de Russische bevolking. 97 % ging zijn oude gang. De verwestersing betrof alleen de dienende klasse (adel), de rest bleef onaangeroerd ; zo ontstond de breuk, de kloof tussen volk en elite. Door de invoering van de Rangentabel nam de adel vele keren in aantal toe (iedereen kon nu in principe adel verwerven). Toen Peter tsaar werd, zouden er ca. 20.000 buitenlanders in de Buitenlandse Wijk (Koekoej in Moskou) gewoond hebben. Onder Peter zouden er slechts 8.000 naar Rusland gekomen zijn. Waarom? Er was geen rechtszekerheid, ook buitenlanders werden vernederd, geslagen door de tsaar, slecht behandeld. Geen enkele buitenlander onder Peter heeft de basis gelegd van een beroemd geslacht (wel onder Catherina de Grote).

Peter werkte met aannemers die monopolies kregen, wat enorme omkoperij onder de ambtenaren in de hand werkte. Zijn (bouw-) projecten waren enorm verslindend: geknoei, vreselijke werkomstandigheden, slavenarbeid. Onder Peter zou de productie veel lager gelegen hebben dan in 1670. Volgens Boerovski zou Peter 20 % van de arbeidende bevolking om zeep geholpen hebben. Veel arbeiders sloegen op de vlucht en werden struikrovers. Peter ruïneerde het land, de belastingen waren eindeloos (op augurken, meloenen, drinkwater, doodskisten, begrafenissen…). Voortdurend moesten zijn belastinginners nieuwe bronnen van inkomsten vinden.

Vóór Peter werden buitenlanders (zonder baard, met Duitse kleding) afgebeeld om op iconen duivels aan te geven, nu – onder Peter – liep Petersburg vol van dergelijke duivels (besy). Peter was zo radicaal gekant tegen de 17e eeuw (Moskovië), zo brutaal heiligschennend en hij koos zo’n onnatuurlijke plaats voor zijn nieuwe hoofdstad, dat hij als antichrist ervaren werd.

Met dit weinig positieve beeld van Peter als de ontkenning, de aanfluiting van het oude, ‘heilige’ Rusland, Peter als de antichrist besluit Boerovski zijn boek. Dit negatieve beeld wordt bevestigd in het boek van V. en N. Lisnitsjenko Tsar Jerocha [De prutstsaar], dat verscheen in 2015 in Archangelsk. Hierin betogen de auteurs dat Peter de goed georganiseerde handel in het noorden van Rusland – in en rond de haven van Archangelsk – helemaal om zeep geholpen heeft door de belangrijkste haven van Rusland te verleggen naar Sint-Petersburg.

Peter wacht duidelijk op iemand die het voor hem wil opnemen. In grote opiniepeilingen doet hij het in elk geval goed. Hij staat bij de drie grootste Russen aller tijden.