
Anatoli Mariengof. De geschoren mens. Amsterdam, Pegasus, 2021, 160 p. Vert. Robbert-Jan Henkes.
De Russische dichter Mariengof is lange tijd verwaarloosd en vergeten geweest in de Russische literatuur. In het Nederlands werd hij ontdekt en uitgegeven sinds de jaren negentig, vooral zijn Roman zonder leugens over zijn vriendschap met Sergej Jesenin is bekend en heeft heel wat stof doen opwaaien. Ook de vertaling van Cynici is het verdienstelijke werk van Robbert-Jan Henkes.
Mariengof is het best bekend geworden door zijn vriendschap met de imaginistische dichter Jesenin, die veel beroemder en braver is (en in Rusland veel liever gelezen wordt dan de nihilist Mariengof), maar toch nog beter vertegenwoordigd zou mogen worden in Nederlandse vertaling. In 2012 verscheen weliswaar een bloemlezing uit Jesenins poëzie – 45 gedichten in de vertaling van Kees Jiskoot, maar er mag gerust nog een uitvoerige bundel verschijnen. Het melodieuze en de klankrijkdom van zijn verzen zal wel iets te maken hebben met de te geringe belangstelling voor een van Ruslands belangrijkste (of in elk geval meest gelezen) dichters.
De geschoren mens bevat veel meer dan de titel laat vermoeden. De vertaler heeft er ook een poging tot autobiografie in opgenomen, die Mariengof in 1930 schreef op verzoek van zijn Berlijnse uitgever Petropolis (Zonder vijgenblad, 123-131). Het is de meest schandalige ‘autobiografische schets’ die de Russische letteren hebben voortgebracht, maar biedt een goede instap in de lectuur van De geschoren mens, wellicht ook een van de meest cynische teksten van de Russische twintigste eeuw. Het is moeilijk te zeggen waarover de novelle eigenlijk gaat. Wellicht over een vriendschap tussen twee jongens, ik denk lichtjes homo-erotisch, die afloopt in een crime passionel. De stijl is opmerkelijk: veel aforismen (wat wel leuk is in de breedsprakerige Russische literatuur), het barst van de beelden, metaforen en hyperbolen (‘Aan de punt van Njoema’s neus hangt meestal een druppel. Vandaag leek het me eerder een meer dat zich in een ravijn stort’) (64). Door uitgevers wordt wel eens beweerd dat de incipit (de eerste zin) de belangrijkste is. Sommige uitgevers geven de lectuur van een ingezonden literair werk op als de eerste zin mislukt is. Dit is niet het geval bij Mariengof: ‘We rennen over de aarde, springen op trams, jakkeren in treinen, en waarvoor? Om ons ongeluk bij de staart te grijpen.’ (9) De provocerende uitspraken, die zo goed als op elke bladzijde de lezer bespringen, zeggen iets over de wereldwijze, maar cynische verteller. ‘Sowieso ben ik al lang geleden tot de conclusie gekomen dat wij oneindig veel energie, sluwheid, vindingrijkheid en scherpzinnigheid steken in het onszelf in het bestaan zo lastig mogelijk maken.’ (44) Dat ‘ongeluk bij de staart grijpen’ komt vaak terug: ‘Ik heb al vermeld dat ik mijn ongeluk vijftien jaar geleden bij de staart greep. Jawel, nu is het makkelijk zeggen: ‘Mijn ongeluk.’ Daar na vijftien jaar achter komen is geen enorme prestatie. Zo beseft de ‘bruidegom’ aan de vooravond van de gouden bruiloft dat hij een halve eeuw geleden als het eerstebeste langorige ezelsveulen verliefd werd op een onherroepelijke feeks. En de zeventigjarige ‘bruid’ snapt dat zij in de voorbije eeuw haar schalkse hart onnadenkend verpandde aan een lompe kinkel. Wat kopen ze voor hun te laat gekomen wijsheid? Wat kunnen hun oudemensentranen eraan verhelpen? (12) Van dergelijke zinnen staat het boekje vol.
De halve afgod Stanislavski moet het ontgelden: ‘Denk je niet dat het Stanislavski goed zou doen om zo nu en dan door een sleutelgat te loeren? Die ouwe dibbes gaat zich nog inbeelden dat het leven naturalistisch is. Wat een simpelaar! (59)
Dit zijn maar enkele voorbeelden die mogen aantonen dat het boek in de Sovjetunie niet gepubliceerd kon worden. Mariengof heeft het uitgegeven in de bekende emigrantenuitgeverij Petropolis (Berlijn), in de jaren twintig de metropool van de Russische literatuur in ballingschap, en dat werd hem in het thuisland, waar hij bleef wonen, kwalijk genomen. De kritiek noemde zijn werk ‘het product van het verval van de bourgeoiskunst na de overwinning van de proletarische revolutie’, en het label ‘decadent’ was zeker geen aanbeveling aan de vooravond van het invoeren van het dictaat van het socialistisch realisme (1934). ‘De eerste dandy van het land der Sovjets’ (zoals Oleg Demidov zijn boek over Mariengof (2019) noemde, heeft pogingen gedaan om zich aan te passen aan de nieuwe dictatuur, maar zonder veel succes. In feite verdween hij uit de literatuur. Pas in de late jaren tachtig werd hij tijdens de perestrojka (her-) ontdekt en uitgegeven.
Ook zijn vroege revolutiegedichten (1917-1918) hebben hem niet kunnen redden van de vergetelheid en de verkettering, en dit alhoewel er de bolsjevieken welgevallige godslasterlijke uitspraken en schreeuwen in voorkomen. ‘Bloed spugen wij superieur in God’s zwakzinnige aangezicht’ (142) of ‘Eigenhanig heb ik de zon uit de vuilnisbelt geplukt, / Heb ik God’s maangrijze krullen afgesneden / En hem de keppel van de wijze schedel gerukt’ (149) Wellicht heeft hij een tijdje meegelopen met de revolutie (‘Geloof me, ik ben een gelukkige dwaas, die alles heeft gezet op oktober, / O, oktober! Oktober! Oktober!’) (150) en een beetje overmoedig-naïef: ‘Iedere dag van ons is een nieuw boek uit de Bijbel. / Iedere bladzij zal groots zijn voor duizenden generaties. / Wij zijn degenen van wie het zal heten: / - Die geluksvogels leefden in 1917.’ (151) Het anti-religieuze, blasfemische pathos mag natuurlijk niet ontbreken: ‘De hemel, de hemel grijpen wij bij de lurven; / Heiligheid geselen we met zingende karwats / En het kwijnende lichaam van Christus / Leggen we te drogen op het Tsjeka-rad.’ (153)
Alles wat met traditie te maken heeft – politieke, religieuze, literaire – moet eraan geloven: ‘Goethe is net zo vervelend als gehaktballen’ (128) en ook de Russische literatuur gaat op de mesthoop: ‘Trouwens, ik heb dezer dagen De gebroeders Karamazov weer herlezen. Vinden jullie ook niet, vrienden, dat de grote Russische schrijver een Afrikaanse neger voor ons Russen is geworden? een Chinees van de Gele rivier? of in het beste geval een inwoner van Madrid? Ik heb de roman van Fjodor Michajlovitsj met heerlijk gemak gelezen. Als Tarzan. Als het exotisch schrijfsel van een eeuwige oerwoudbewoner. Een meeslepend werkje! Neen, moet je je voorstellen, - een boek over de Russische ziel. Nou? Hoe vinden jullie zoiets? De kwistenbiebel! Russische ziel! Wat een grapjurk. Om je dood te lachen.’ (104) Niets is heilig, niets blijft overeind, tegen alle tradities moet aangeschopt worden.
Kortom, choquerende, inspirerende lectuur. Mariengof zal wel een dandy geweest zijn, maar dat was Majakovski ook, ik zou hem rekenen tot de Russische dadaisten: subversief, nihilistisch, épater le bourgeois, maar in tegenstelling tot veel westerse dadaisten is De geschoren mens nauwelijks satirisch of politiek te noemen. Een mooie aanwinst voor de russofiel is deze novelle, die aan de vertaler ook niet te onderschatten eisen stelt.